Matthew 6

1Hebt acht, dat gij uw aalmoes niet doet voor de mensen, om van hen gezien te worden; anders zo hebt gij geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.
 aalmoes niet doet voor de mensen, Het Griekse woord eleemosyne waar aalmoes van komt, betekent in het algemeen een werk der barmhartigheid, en in het bijzonder de weldadigheid jegens de armen, omdat die uit medelijden moeten voortkomen, 1Co 13:3 . Sommige Griekse boeken hebben: gerechtigheid.
2Wanneer gij dan aalmoes doet, zo laat voor u niet trompetten, gelijk de geveinsden in de synagogen en op de straten doen, opdat zij van de mensen geëerd mogen worden. Voorwaar zeg Ik u: Zij hebben hun loon weg.
 geveinsden in de synagogen Gr. hypocriten; welk woord de personaadjes in een kamerspel betekent, die een anderen persoon vertonen dan zij inderdaad zijn.
,
 zij hebben hun loon weg Want de eer, die zij zoeken bij de mensen, is hun loon.
3Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linker hand niet weten, wat uw rechter doet;
  zo laat uw linker- hand Dat is, doet het op het allerheimelijkste, zonder roem daardoor te zoeken.
4Opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden.
 in het openbaar vergelden Namelijk dikwijls hier, maar inzonderheid hiernamaals in het uiterste oordeel. Zie Mat 25:34 .
5En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die plegen gaarne, in de synagogen en op de hoeken der straten staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.
 bidt, Namelijk in het bijzonder. Want ook de gewone gebeden in de vergaderingen zijn God aangenaam en hebben bijzondere beloften: Mat 18:19 .
,
 synagogen Namelijk buiten de tijd van de gemene gebeden.
,
 opdat zij van de mensen mogen gezien worden Of, opdat zij den mensen schijnbaar zijn.
6Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bidt uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.
 binnenkamer, Het Griekse woord betekent een plaats of kamer, waar men iets weglegt of opsluit.
7En als gij bidt, zo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen, dat zij door hun veelheid van woorden zullen verhoord worden.
 ijdel verhaal van woorden, Grieks, Battlogia; dat is, wanneer enige woorden of rede zonder nood of ernst dikwijls herhaald worden.
8Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt. 9Gij dan bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd.
 aldus Dat is, richt al uw gebeden naar dit formulier. Niet dat wij aan deze woorden alleen of altijd zouden gehouden zijn, want in voorvallende noden is het ook wel geoorloofd enige beden verder uit te breiden, en ook met andere woorden uit te drukken. Zie Joh 17 , en Act 4:24 .
,
 in de hemelen zijt, Dat is, in den derden hemel, 2Co 12:2 , waar Hij zijne majesteit en heerlijkheid allermeest openbaart: Psa 103:19 .
,
 geheiligd Dat is, van ons met woorden en werken groot gemaakt.
10Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde.
 koninkrijk Namelijk zo der genade in deze wereld, als der heerlijkheid in de hemel.
,
 in den hemel Namelijk van de heilige engelen, Psa 103:20-21 , en van de zalige en volmaakte zielen; Heb 12:23 .
11Geef ons heden ons dagelijks brood.
 dagelijks Dat is genoegzaam en nodig tot onderhoud van ons leven voor deze dag, of ons bescheiden deel; Pro 30:8 .
,
 brood Dat is, alle nooddruft des lichaams; Gen 3:19 .
12En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.
 schulden, Dat is, zonden, Luk 11:4 , die ons schuldig maken aan de straf. Zie Mat 18:24 .
13En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid, amen.
 leid ons niet Of, breng ons niet; dat is, geef ons niet over.
,
 verzoeking, Namelijk des satans, der wereld en van ons vlees, om ons te brengen tot zondigen, of tot kwaad. Zie Jam 1:13-14 .
,
 Amen Het is een Hebreeuws woord, en zoveel te zeggen als: het zij of worde alzo; of, het is zekerlijk alzo. Zie Deu 27:15 ; Neh 8:7 .
14Want indien gij den mensen hun misdaden vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u vergeven. 15Maar indien gij den mensen hun misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw Vader uw misdaden niet vergeven.
 misdaden niet vergeven Grieks, misvallen; waardoor allerlei zonden verstaan worden.
16En wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden, als zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.
 vast, Namelijk in het bijzonder. Want in gemeente noden of vasten is het geoorloofd een droevig gelaat te tonen, als het zonder geveinsdheid geschiedt.
,
 mismaken hun aangezichten, Of, verdonkeren, verderven.
17Maar gij, als gij vast, zalft uw hoofd, en wast uw aangezicht;
 zalft uw hoofd Christus spreekt hier naar het gebruik der Joden, die in tijden van vrolijkheid zich zalfden en wiesen; Psa 23:5 ; Amo 6:6 ; Luk 7:46 .
18Opdat het van de mensen niet gezien worde, als gij vast, maar van uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden. 19Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen;
 Vergadert u geen schatten op de aarde, Namelijk voornamelijk, of alzo dat gij daarvan uw werk zoudt maken, zonder de hemelse recht te betrachten. Zie 1Ti 6:8 .
,
 roest verderft, Grieks, eting, ineting.
20Maar vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen; 21Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. 22De kaars des lichaams is het oog; indien dan uw oog eenvoudig is, zo zal uw gehele lichaam verlicht wezen;
 De kaars des lichaams is het oog; Dat is, gelijk het lichaam door het oog, zo wordt des mensen doen en laten door het verstand geleid en gericht.
23Maar indien uw oog boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zijn. Indiën dan het licht, dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn!
 boos is, Dat is, verblind of verdorven.
24Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon.
 twee heren dienen; Namelijk die elkander tegen zijn.
,
 aanhangen Of, zich aan den enen houden.
,
 mammon Het is een Syrisch woord en betekent rijkdom, winst of schatten, die de mensen dikwijls als een god eren en dienen.
25Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult; is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding?
 Zijt niet bezorgd Namelijk met angstige en onmatige zorg, spruitende uit kleingelovigheid en verhinderende de zorg der zaligheid. Anders zo zijn wij ook schuldig voor deze dingen te zorgen; 1Ti 5:8 .
,
 leven, Grieks, ziel; waardoor het leven betekent wordt. Zie Job 2:6 ; Mat 2:20 .
26Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven?
 hemels, Dat is, der lucht. Zie Psa 8:9 .
,
 gaat gij dezelve niet zeer veel teboven? Grieks, verschilt gij niet zeer veel van dezelve?
27Wie toch van u kan, met bezorgd te zijn, een el tot zijn lengte toedoen?
  een el tot zijn lengte toedoen? Grieks, een cubit; dat is, de lengte des arms van den elleboog of tot het uiterste van den middensten vinger, of anderhalve voet.
28En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet; 29En Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed geweest, gelijk een van deze.
  Sálomo, in al zijn heerlijkheid Lees van dezelve 1Ki 4 .
30Indiën nu God het gras des velds, dat heden is, en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, gij kleingelovigen?
 morgen in den oven geworpen wordt, Dat is, dat kort daarna verdroogd zijnde, bijna nergens anders toe dient, dan om daarmede de ovens te heten.
31Daarom zijt niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? 32Want al deze dingen zoeken de heidenen; want uw hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft.
 zoeken de heidenen; Namelijk met angst en bekommernis, alsof hunne gelukzaligheid daarin gelegen ware.
33Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.
 en Zijn gerechtigheid, Namelijk Gods, gelijk uit den Grieksen tekst blijkt; dat is, die God aangenaam is, voor Hem bestaat en in het Evangelie ons geopenbaard is.
,
 toegeworpen worden Grieks, toegelegd, of toegegeven; namelijk als een toemaat of toegift. Zie Psa 127:2 .
34Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad.
 zijn eigen kwaad Dat is, kwelling, bekommernis en zwarigheid, die op elken dag voorvalt.
Copyright information for DutSVVA